Zelfportret 1990
spiegeling van wolken
drinkwater
in bad
Cato
Daan
Murmansk
Nevsky Prospect
Nikel
Nikel
Katja
water
ijs
snackbar medewerker
onbekende man bij centraal station
december
NightTown, Rotterdam
NightTown, Rotterdam
olie op water
beveiligingsmedewerker
Scholier
schaduw van een man
23-07-2018
vogels zijn vrij
Cato
933
een avond
asfalt
Adamshof
duiven
Sofie
mist
twee mensen
binnenruimte
straatportret in St Petersburg
wolken van boven af
sapiens
gratis Balisto repen
onbekende vrouw bij centraal station in Rotterdam
sex
Gerdesia
man met een medaille
Leo de Jong
29-08-2019
Erica
1494-6-2023
water
stilleven met deken
een uitzicht
Jona
Aegidiusstraat
Noor
Pieter
schaduw van een man
Axel
water en wolken
dakloze man
dakloze man
roken
kisten
verblijfplaats
vliegen
nieuwe wildernis, eiland Van Brienenoord
Igor
Ranu
stilleven met deken
een avond
1178 bh
1507
Hassan
Hester
glas 1533
1996
1223
afgedankte stoel
bruidssluier
1205
bos
zelfportret op een stenen muur
reflectie
water
Patrick
Cas
23-5-2024
27-1-2024
26-3-2025
1550
twee torens
Maik
marmor
Digna
Digna
1657
Limburg

Biography/Statement

(Dutch below)

To Photograph

My photography began in 1990 with a self-portrait. I was sitting at the kitchen table in my parental home, with the overgrown garden and the derelict site behind me, left after the recently demolished houses. Due to backlighting, little of my face is visible, but the silhouette clearly shows a boy of around 15, posing curiously and naturally for his new camera.
I was certain I wanted to photograph, though I didn’t yet know why or what exactly. So, I photographed whatever came my way: my father, with whom I lived; an elderly man shuffling across a small bridge; my grandfather, who was close to death; my best friends at school; and cloudy skies. At that time, I didn’t realise I had already found my current approach to photography—namely, that at any moment of the day, I could unexpectedly capture a new photo.

I almost always carry a camera because I believe the Beautiful is always present, everywhere, and that virtually anything can be a subject. There are days when I carry the camera in my bag without ever needing to take it out—there’s nothing to see, or I’m simply not open to it. I want to trust that when something valuable presents itself, I will have already taken the camera from my bag before I even realise it—that It will reveal itself at the right moment.

The idea that diverse events happening simultaneously worldwide inspires me. Often they must influence each other in some way.
Everything is connected and events take place according to the logic of the flow of things.

My photography is not about a linear story, it is a steadily, circular expanding collection of moments in which I could recognize parts of myself.
Therefore, anything in my surroundings can be a subject, and I want to present the photographs I make in the same way: subjects mixed together so the images can engage in dialogue.

A key value in my work is that I create it from a desire to capture my personal connection to the subject.
In everything I photograph, I seek a moment and viewpoint of attention and openness. I observe the world around me, down to fine details, and I am fully emotionally engaged.
My photography works on the boundary between private life and the outside world in the public domain. I find it fascinating how the act of photographing—essentially an approach and attention—can lead to people and places in the public domain becoming personally owned. Conversely, very personal photographs, publicly exhibited, can be returned to the public domain. Nature, in my view, lies somewhere in between—it is always everywhere and belongs to no one and everyone, thus both private and public domain.

When photographing people, I explore the subtle phenomenon that, during an encounter, the mood of that person transfers to me and my mood transfers to them. In this way, we ‘become’ each other; as if we crawl under each other’s skin for a moment. For that reason, in a portrait, I do not only see the sitter but also something of myself.
I am often moved by moments of silence, in which the lived life and that of (fore)parents, the present time with the actual moment, and the idea of a future can be visible simultaneously. Hidden sorrow and uncertainty can sometimes be reflected on the face and in the eyes.

Although I occasionally make colour photographs when the subject calls for it, black and white is the norm in my photography. It gives my subjects a serene, quiet, timeless atmosphere, and shapes becomes more important. Because I work with an analogue camera, I can perform the entire developing and printing process myself, which contributes to my personal touch in the final result. The analogue print also offers a certain ‘authenticity guarantee’, as no computer is involved that might manipulate the image.

I enjoy cycling or walking without a clear reason. Aimless free time, during which something I was unaware of a moment ago can suddenly become very important. That Something might be an encounter with someone or a landscape I have discovered.
Over time, self-portraits keep recurring, as do several other subjects I return to repeatedly, such as unknown people on the street and portraits of my acquaintances and loved ones. I enjoy making still lifes in the studio and tranquil landscapes around the city, and I try to perceive the nature I see there as purely as possible.

I was born in Rotterdam on 7 March 1975. My father, Leo de Jong, was an artist who made abstract and figurative paintings. My mother, Erica van Nierop, was also an artist and created drawings and collages. Around the age of 14, I became interested in photography. I made black-and-white photographs in my immediate surroundings, developing and printing them myself in the darkroom my father had installed for me. I was inspired by photographers such as Peter Martens (a friend of my father and upstairs neighbour, who helped me take my first steps with my camera and darkroom), Don McCullin, Josef Koudelka, W. Eugene Smith, and Henri Cartier-Bresson. After a few years, Ed van der Elsken, Johan van der Keuken, Robert Frank, and Anders Petersen also became favourites.
In 2000, I graduated from the Gerrit Rietveld Academy in Amsterdam. During my studies, under the influence of the work of Craigie Horsfield, Koos Breukel (one of my tutors), August Sander, Rineke Dijkstra, Diane Arbus, Judith Joy Ross, and the painter Lucian Freud, I grew to appreciate portraiture as a genre. I graduated with a series of street portraits made in Amsterdam.
I used an old Crown Graphic 4x5-inch large format camera mounted on a tripod, placed in carefully  selected locations around the city. Then, I would observe the faces of passers-by and when someone caught my attention for some reason, I would invite them to take place in front of  the camera. Through sitting still (a requirement for a sharp photo), a focused and calm atmosphere would arise despite the city’s hustle and bustle around us. At the fleeting moment when I believed I saw the person behind the face, I took the photograph. Later, I could spend hours comparing subtle nuances in facial expressions on the contact sheets to decide which shot was best.

Marijn de Jong, 2025



Fotograferen

In 1990 begon mijn fotografie met een zelfportret. Ik zit aan de keukentafel van mijn ouderlijk huis, met achter mij de verwilderde tuin en het braakliggende terrein wat achterbleef na de pas gesloopte woningen. Van mijn gezicht is door het tegenlicht niet veel te zien, maar aan mijn silhouet is duidelijk een jongen van rond de 15 te herkennen, die nieuwsgierig en met vanzelfsprekendheid poseert voor zijn nieuwe camera.
Dat ik wilde fotograferen wist ik zeker, maar ik wist niet precies waarom en wat. Daarom fotografeerde ik wat er voor mijn voeten kwam: mijn vader bij wie ik woonde, een stokoude man die over een bruggetje schuifelde, mijn opa die bijna doodging, mijn beste vrienden op school en wolkenluchten. Toen wist ik nog niet dat ik mijn huidige manier van fotograferen al gevonden had, namelijk, dat ik op ieder moment van de dag onvoorzien een nieuw foto kan maken.

Vrijwel altijd heb ik een camera bij me want ik ga ervan uit dat het Hele Mooie er altijd en overal is en dat eigenlijk alles een onderwerp kan zijn. Er gaan dagen voorbij dat ik de camera in mijn tas meedraag zonder dat ik hem tevoorschijn hoef te halen; er is dan niets te zien, of ik sta er niet voor open. Ik wil er vertrouwen in hebben dat wanneer zich iets waardevols voordoet ik de camera al uit de tas heb gehaald voordat ik er zelf erg in heb, dat Het zich vanzelf op het goede moment zal aandienen.

Het idee dat uiteenlopende dingen gelijktijdig gebeuren vind ik inspirerend.
Alles staat met elkaar in verbinding en gebeurtenissen vinden plaats volgens de logica van de loop der dingen.

Mijn fotografie gaat niet over een lineair verhaal, het is meer een gestaag circulair uitdijende verzameling van momenten waarin ik delen van mijzelf kon herkennen.
Daarom kan alles in mijn omgeving een onderwerp zijn en wil ik de foto’s die ik maak ook zo presenteren; onderwerpen door elkaar, zodat de beelden met elkaar in dialoog kunnen gaan.

Een belangrijke kernwaarde in mijn werk is dat ik het maak vanuit een verlangen om mijn persoonlijke verbinding met het onderwerp vast te leggen.
In alles wat ik fotografeer zoek ik naar een moment en een standpunt van aandacht en openheid. Ik kijk naar de wereld om mij heen, tot in de fijne details, en daar ben ik met mijn hele gevoel bij betrokken.
Met mijn fotograferen werk ik op de grens tussen het private leven en de wereld daarbuiten in het publieke domein. Ik vind het interessant hoe toenadering en aandacht, wat de handeling van fotograferen in wezen inhoudt, ertoe kan leiden dat mensen en plekken uit het publieke domein eigen kunnen worden gemaakt. Andersom kunnen heel persoonlijke foto's, publiek tentoongesteld, weer aan het publieke domein gegeven worden. De natuur zit er naar mijn idee tussenin, want ze is altijd overal en niemands eigendom en van iedereen, dus zowel privé als publiek domein.

Tijdens het fotograferen van mensen onderzoek ik het subtiele verschijnsel dat, bij een ontmoeting, het gemoed van die persoon op mij overslaat en dat mijn gemoed ook op de ander overslaat. Zo ‘worden’ we elkaar, je kruipt als het ware even onder elkaars huid. In een portret zie ik daarom niet alleen de geportretteerde, maar ook iets van mijzelf.
Ik ben vaak geraakt door momenten van stilte, waarin het geleefde leven en dat van de (voor)ouders, de huidige tijd met het feitelijke moment, en het idee van een toekomst tegelijk zichtbaar kunnen zijn. Ook vinden verborgen verdriet en onzekerheid soms neerslag op het gelaat en in de ogen.

Hoewel ik af en toe een foto in kleur maak als het onderwerp daarom vraagt, is zwart/wit de norm in mijn fotografie. Het geeft een serene stille, tijdloze sfeer aan mijn onderwerpen en vormen worden belangrijker. Omdat ik met een analoge camera werk kan ik het hele proces van ontwikkelen en afdrukken zelf uitvoeren, wat bijdraagt aan mijn handschrift in het eindresultaat. De analoge afdruk geeft ook een zekere 'echtheidsgaratie', omdat er geen computer bij betrokken is die het beeld kan manipuleren.

Ik houd ervan om zonder duidelijke reden een stuk te gaan fietsen of te wandelen. Doelloze vrije tijd, waarin iets waarvan ik even geleden het bestaan niet wist heel belangrijk kan worden. Dat Iets is bijvoorbeeld een ontmoeting met iemand, of een landschap wat ik heb ontdekt.
Door de tijd heen komen de zelfportretten steeds terug, net als een aantal andere onderwerpen waar ik steeds opnieuw naar kijk, zoals bijvoorbeeld de onbekende mensen op straat en portretten van mijn kennissen en  geliefden. Ik maak graag stillevens in het atelier en verstilde landschappen rond de stad en ik probeer de natuur die ik daarin zie zo zuiver mogelijk waar te nemen.

Op 7 maart 1975 werd ik in Rotterdam geboren. Mijn vader, Leo de Jong, was kunstenaar en maakte abstracte en figuratieve schilderijen. Mijn moeder, Erica van Nierop, was ook kunstenaar en maakte tekeningen en collages. Rond mijn 14e begon ik mij voor fotografie te interesseren. Ik maakte zwart/wit foto’s in mijn directe omgeving, ontwikkelen en afdrukken deed ik zelf in de donkere kamer die mijn vader voor mij had geïnstalleerd. Daarbij was ik geïnspireerd door de fotografen Peter Martens (bevriend met mijn vader en bovenbuurman, die mij hielp met de eerste stappen met mijn camera en mijn donkere kamer), Don McCullin, Josef Koudelka, W.Eugene Smith en Henri Cartier Bresson. Na een paar jaar kwamen Ed van de Elsken, Johan van de Keuken, Robert Frank en Anders Peterson erbij als favorieten.
In 2000 studeerde ik af aan de Gerrit Rietveld academie in Amsterdam. Tijdens deze opleiding ben ik onder invloed van het werk van Craigie Horsfield, Koos Breukel (een van mijn docenten), August Sander, Rineke Dijkstra, Diana Arbus, Judith Joy Ross, en de schilder Lucian Freud het portret als genre gaan waarderen. Ik studeerde af met een serie portretten die ik in Amsterdam op straat maakte.
Ik had een oude Crown Graphic 4x5 inch grootformaat camera die ik op een statief op zorgvuldig gekozen plaatsen in de stad neerzette. Dan keek ik naar de gezichten van de voorbijgangers. Als er iemand aankwam die mij op de een of andere manier opviel, dan nodigde ik hem/haar uit om plaats te nemen voor de camera. Door het stilzitten (een voorwaarde voor een scherpe foto) ontstond er ondanks de drukte van de stad om ons heen een geconcentreerde verstilde stemming. Op het vluchtige moment dat ik de mens achter het gezicht meende te zien maakte ik de foto. Later kon ik op de contactafdrukken uren bezig zijn met het vergelijken van de fijne nuances in de gezichtsuitdrukkingen om te bepalen wat ik de beste opname vond.

Marijn de Jong, 2025